Maria Magdalena Langeberg1

F, #19452, b. circa 1699

Copyright / Terms of Use Notice


The material on this website is subject to copyright.
Facts (names, dates, and places) are not copyright. You are free to transcribe them but not cut and paste into your data provided you use the correct attribution and citation.
I have created the narratives, sentences, and citations; they are copyright and may not be used.
You may not add them to your genealogy, your personal documents, your tree on Ancestry, nor in the data or profile sections on Geni, nor anywhere else.
Many of the images are also copyright. You may not copy them without the consent of the copyright holders.
You must use the correct attribution and citation, viz.: Robertson, Delia. The First Fifty Years Project. Here you add the page URL.

Last Edited27/04/2022
Duplicate?*It is possible that Marija van de Caep and Maria Magdalena Langeberg are the same individual. For the following reasons, I believe it is a strong possibility that these were the same individual.

In 1831 Maria Magdalena said she did not know her exact age, but believed herself to be 29 or 30 years old, and that she had been baptised by Rev. Kalde. Ds Petrus Kalden was the pastor at the Cape from 1695-1700, and ministered the sacraments in Stellenbosch four times per year. It is therefor entirely possible she was the child baptised in July 1699.

She also described herself as inboorling van Van den Brink, that is, born enslaved to Van den Brink.

Although Maria van de Caep's baptism was witnessed by Pieter van der Bijl and his daughterGeertruij, her brother Willem's baptism was witnessed by Barend van den Brink. This indicates there was a connection between him and Marija van de Caep's family.2 
Letter On 8 October 1731 Maria Magdalena Langeberg wrote a letter to an unknown person as follows: Brief 8

Waarde en seer hooggeagte broer

U seer aangenaame letteren van den 8 Augustus jongst leden hebben seer wel ontfangen dog met veel leedweesen verstaan UE: droevig verlies van U dogterje Cristijntie het welk myn seer leed is; dog voor soo ver als het haar aan gaat soo is se voor haar selve gelukkig, en wy moet ten ons daar mee getroosten want het den wille goodes is, waarde en seer gelievde broede het is myn nog seer liev dat ik nog na u goede staat van gesontheijd heb konnen vernemen den hemel geeft dat het lang mag continueeren. Ik ben nevens Jan nog in een reedelijke staat van gesontheijd. Ik heb drie kanari vogels ontfangen hoe wel gy my van vijf geschreven hebt en syn ook maar alle drie wijfjes en het saat is in een vles geweest die nog niet volwas, de vogels die heb ik besteld aan Pieternela van Enias met de selve persoone sende ik UE: een packje voor Diane. Ik hoop dat UE deselve wel en met gesontheyd zal ontfange. Ik versoek broer soo UE: myn wat gelievt te sende soo stur[.....] my wat gedroogde kreefte of pekel haaring. Hier mede sal ik besluijte en bevele UE: onden bescherming van den alderhoogste nog maals versoekende om myn doop brief.

Adue
Soent u kind rys voor myn
UE genegene dienares en liefhebbende suster

Het is myn seer leed dat ik sulke dingen ben ter ooren gekomen namentlijk van dese drei jongens die geraberaakt soude syn dat sulke leugens syn als ik nog ooit gehoort heb maar terwijl ik hoor dat se u wel andere leugens toe brengen soo verwondere ik my daar soo niet over myn pen in laat my niet meer toe te schrijven om dat se wat schlegt word weest dan nogmaal gegroet van myn en Jan en al die maar kennis aan u hebben aan broers en suster Bella.

Nogmaal, Adieu broer.
UEd:e

Dokument 1

1/2 dousijn paar ploegen in soort
een voor ploeg met eijser beslag
een half dousijn paar oijjiven in zijn soort
een paar craal ajief in zijn soort
een half dousijn holletjes en routjes in zijn soort
een half dousijn steekbijtels in sijn soort
2 dousijn schaafbytels in sijn soort van elke soort bijtels, een schaft daar bij
een dousyn formoortjes in sijn soort
een dousyn gusjes in sijn soort
2 dousijn booren in sijn soort
1/2 dousijn avogaars in zijn soort
2 ijsere suijver schaaf waar onder een stijle
1/2 dousijn opgemaakte span blade in sijn soort
1/2 dousyn sagen in drie soorten
2 fineer blaaden
1 dozijn fijle in zijn zoort, platte drie kante en regte driekante
1 half dosijn raspe in zijn zoort
1 koopere schenk ketel met zijn of een comvoor
1 sulver snuijf tobacqs dooz
1/2 dizijn gemaakte tasse tot beugels en
een dozijn prinse kamme groffe in sijne

Versoek op de deksel van de doos, de wapen van dat singenet te late graveer, met nog mooije lofwerk. Mijn genegen versoek is mede zoo in u vermogen is niet te mankere mijn dese bovenstaande goedere mede te brengen - zal mijn pligte zal ik blijve UE: genegen vriend en dienaar.3 
Letter* On 25 December 1731 Maria Magdalena Langeberg wrote a letter to Arnoldus Coevoet as follows: Brief 5

Batavia

Seer waarde broeder

Ik vinde mij ten uijtersten verplicht op u seer lieve en aangenaame letteren ontfangen den 1 December om die op en seer nederige wijse te beantwoorde waar uyt ook met een ongeloovelyke vreugde verstaan hebbe u welvaarende gesentheijd als mede die goedertierende mildadigheyd van die edeleer Sontein om u uijt die harde slavernij en soo een vrije staat te setten in de welke ik hoope u de almagtige God nooit sal verlaaten maar u altijd van Syn milde hand zal mede delen waarde broeder wy sullen de redens niet lang uijtbrijden dewyl de tijd ons het niet toe en laaten UE: hebt mijn versogt om UE: mijn ouderdom te schryven het welk om je die waarheijd te seggen met vast en weet maar na mijn reekening soo moet ik soo een negen en twintig of dertig jaaren oud sijn maar ik ben van myn heer Kalde gedoopt en myn naam is Maria Magdalena in boorling van Van den Brink, waarde broeder hier mede besluijte ik dese naar groetenis van mijn en Jan die nog redelyk gesont en hij gaat nu verhuijsen op de Kaymans gragt dog het is beter da UE: syne breife aan mijn adriseert.

Seer waarde broeder
UE: lievhebbende suster en genegene dienares
Maria Magdalena Langeberg
Batavia, den 25 December ano 1731

P: Versoeke UE: om wat fyn Hollands garen soo fijn als het maar te bekome is om kante te werke susje Pieternella sal het wel wete wat hier getroken is doet haar ook de groetenis en ook aan Diana en kust se beyde voor myn.4 
Letter On 19 March 1732 Maria Magdalena Langeberg wrote a letter to Arnoldus Coevoet as follows: Brief 20

Seer waarde broeder

Seer lieve broeder ik ken dese gelegentheijd niet laaten paseeren om u myn gesontheijd bekend te maaken ende meede om myn susterlijke plight en ook mede myn genegentheijd te toonen om u in u gelukkige verkrijgen van u vrijdom te velisiteeren en u toe te wenschen allerly heemelsche segening die gij naar siel en lichaam van den hemel sou kennen disidreeren ende ook als meede met u voltroken huwelijk God d: hoop ik sal u daar omtrend Syn segen geven en geeve u dat gij langejaaren in voorspoed met malkanderen mogt leven.

Waarde broeder ik hebbe u een versoek dat UE: niet sal bliefe qualijk te nemen namentlyk, dat ik u vrage hoe af gij omtrent Auraara geleeft heb ik sal u de rede seggen Auroora na dat se verstaan heeft dat UE: aan de Caap getrouwt is heeft Jan soo weeten te vleijjen tot dat hy na mijn besluijt genegentheijd voor haar heeft gekregen daarom heeft hij haar gevraagt of se ook ooit met u te doen gehad heeft waar op sij geantwoord heeft van neen datse maar aan u is verlooft gewees en daarom sou Jan u daar van geschreven hebbe sonder myn in t minste daar van te spreeken en mijn lieve broer om dat ik sie dat hij met soo handelt daarom neem ik tot u mijn toe vlugt en verzoeke of UE: het mijn rijs blieft op een cattebelletie te schuyven hoe ver dat gij met Auroora al bent geweest op dat ik ook altyd sou kennen aantoonen of se het my rys quam te hiete leege.

Broeder lieft de vrage is of UE: het goed wel ontfangen had dat ik in handen van Petronella Enias gegeven heb bestaande van blouwe sits, twee voer sits, wat gaare en naalde, voor Diana.

Waarde broeder ik versoeke u nogmaals om wat fyn gaaren soo fijn en so veel als er maar te bekomen is je sal der my seer veel me geriefen.

Waarde broeder na myn nedrige dienst presentatie aan u en ook aan u beminde vrouw en kinderen gepresenteerd te hebben soo blijve ik

U nedrige dienares en dienst willige suster
de groetenis aan suster Bellet[ ..... ]
Batavia, den 19 Maart a:o 1732.4 
Letter Before 9 June 1732 Maria Magdalena Langeberg wrote a letter to Arnoldus Coevoet as follows: Brief 22

Waarde en seer hooggeagte broeder

Arnoldus Koevoet

Lieve broeder UE: laaste letteren hebbe den 3 Julij jongts leeden wel ontfange dog niet sonder eenige ontsteltenis want het en sou niet sonder reede weesen dat ik altyd quaad op u was, dat UE: sonder eens te vernemen sulke bejegende briefe stuurd want gelyk en ander die Jan nu kortelings gekend had soo sou het niet te verwonderen syn maar gelijk gy niet alleen als een broer maar als een vader soo te segge over hem geweest sijt sulke dingen ten eersten geloovt heb daar ik soo veel van weet als van de uur van myn doot en selve Jan niet maar broer om ons uijt dese troebel te redden soo heb ik een vrindelijk versoek op UE: namelijk of ue blieft soo goed het segge is van myn sou ontfange hebben over te stuuren en om de sikuritijd een copij daarvan houwen op dat wij deese brief siende eenigsins soude konnen in formeeren wie daar de oorsaak van was, want myn meer sulke gevallen syn voorgekomen, onderanderen toen Jan van sins was te trouwen met eene Urelia het welke volkomen na mijn sin was want het was een goedaardige vrouw en daar by had sy nog een ygen huijs in een slaaf twe drie en buyten dat nog een soet stuijvertie daar bij was sij ook wel genegen tot Jan want se had Jan al toe gelaate by er te komen om haar te spreeken soo quam het geval op een avont dat se in haar huijs sat en daar quam een jongetie aan geloope met een brief in syn hand op mijn naam geschreven en hij gooide de brief in het huijs en liep al syn best weg toe sij toen de breif opende soo was het ook op myn naam geschreven en daar stond in dat Jan was een dronkert een speelder en al sulke schelwoorden meer en die vrouw dogt dat het waar was en se wou Jan toen niet te spreken staan siet eens wat een quaad aardigheijd maar een dag of agt daar naa quam in Jan in stal ook soo een breifje gegooit in daar stond in van de vrouws kante dat sij was een hoer en een beest en meer andere scheldwoorde, maar die Jan gekreege heeft en was op myn naam niet geschreven, en weete tot deeser ure nog niet wie deese quaadaardige baldadigheyd heeft uijtgevoert, maar lieve broer het is mijn seer leed dat UE: soo toornag sijt geweest over dese valsche brief UE: toe gesonde daar ik soo waaragtig als ik leev onschuldig aan ben en Jan van s gelijke want ik ben tot deeser uure nog by hem en wy woonen over malkanders duur by gevolg nog meer occatie om by den anderen te syn, nu lieve broer wy sullen het hier bij laate de wijl gij alsoo wel onschuldig daar in bent als ik of Jan maar broer het is myn evenwel seer liev dat UE: met UE: kinderen nog in goede staat van gesontheijd bent den hemel geeft dat het lang mag continuweeren ik ben ook maar reedelyk ik versoek broer nu ook altijd een letterje van te ontfange dog wat duijdelijker gelieft te schrijve hier meede besluijte ik deese naar toewenschen van Godes segen adue adeu mijn lieve broer soent UE: lieve kinders duijsentmaal voor myn en voor myn nonje Belletie.

Waarde en seer hooggeagte broer
Arnoldus Koevoet
UE: genegene dienares

Terwyl myn Jufvrou de goeheyd gehad heeft om ons te laate leeve soo versoek ik der halven soo het in UE: magt is, om myn doop brief over te stuure want ik sonder de selve niet kan aangenomen werde stuurt myn met een wat nieskruijt want ik ben seer gequelt met hoofpijn sijt gegroet van al u kennis, en de groetenis aan suster Bella en aan broers nog maals gegroet van myn en Jan tot nader gelegentheijd Adue ik geloove dat de doop

Brief by mijn heer Bek is je kan het rys vernemen
     
beantw: den 9 Junij j1732.4 
Letter On 27 October 1733 Maria Magdalena Langeberg wrote a letter to Arnoldus Coevoet as follows: Brief 10

Batavia, den 27 8:ber 1733

Waerde Broeder Arnold:s Koefoet

Ik hebbe all voor veele maanden de hoop gehad van eenige letteren op mijn voor een jaar aan UE: aff gelaatene toe schreft waardig mij te maaken en mij oover uwen welstand te verblijden maar hebbe mijnen wensch niet langer offwagten konnen, mijn der halven weeder om de vrijpostigheit genoomen van UE: hier mede ten tweeden op te wagten met hoope tot God UE: deeses neffens uwe lieve huijsvrouw lieve kinderen en verdere familie wel en gesond mag. Voor v[.....]den wat mij nog belangend soo leeve God sij geloofft nog in eenen gesonden staten en met onsere verdere huisgenooten stat het ook nog wel.

Verder dient dat UE: voor uwe lieffe huijsvrouw van den brenger deeses te ontfang hebben s sacke gem:t A:K: werinnen 17 lb borre borre aen den ontfang sal niet twijffelen en versoekt dat uwe beminde dit wijnige niet mag versmaaden. Ik soude nog wel iets anders gestuurt hebben maar het is ser beswaarlijk om weg te bekomen, maar sal bij andere occasie mijn best doen, als UE: occas: hebt soo versoek wat van het aller vijnnesste kante gaaren te sturen en wat sardijne en peekel haaring mij sal daar meede groote vrundschap geschieden en wat het mogte konnen te kosten ’t selve sal op eene aandere aart soeken met dank te vergoeden.

Ik hadde UE: wel eenig nuws willen schrijven maar terwijl mij Jan geseid heeft heij suleks met het rijs schip gedaan soo hebben sulxs onnoodig gedagt, anders leefft Jan nog gesond soo als ik alletijt presumeert hebbe hij soude onttrouwen raaken maar soo ik van hen vernoomen soo is hij seer geneegen voor zijn vaaderland dat als hij niet sijn regt portuur vind heij eijndelijk sal de Caap societie. Tijd sal sulx leeren.

Heij laet UEd:e neffens alle goede vrunden hartelijk de groetenis doen ook heeft Jan met het Schip d’ Spirengs voor broeder Andries door Jacob Swarts een packje werin 12 lb borre borrij en 1 packje met 1000 bouckes in gesonden t welk hij versoekt te moogen behandigen.

Voor het oovrige soo versoeke om eene kleijne andword neffens hartijh: groetenis aan UE: en alle goede vrunden beveele UE: saamentlijk den Almoogende God en ben

Seer warde broeder
UE: d:w: dienaresse
Maria Langenberg.4 
Slave BirthsCirca 1699, Maria Magdalena Langeberg was born in bondage and was owned by Barend van den Brink De Caep de Goede Hoop, as an adult in 1731 she wrote myn naam is Maria Magdalena inboorling van Van den Brink — the implication being that at birth she was owned by Van den Brink.1

Citations

  1. [S1070] Arnoldus Coevoet, Letters in the estate file of Arnoldus Coevoet - transcribed (MOOC) 14/8/3/7, Western Cape Archives and Records Service, Roeland Street, Cape Town, Western Cape, South Africa, transcribed by TEPC/Transcription of Estate Papers at the Cape of Good, edited by Susan Newton-King, Brief 5

    Batavia

    Seer waarde broeder

    Ik vinde mij ten uijtersten verplicht op u seer lieve en aangenaame letteren ontfangen den 1 December om die op en seer nederige wijse te beantwoorde waar uyt ook met een ongeloovelyke vreugde verstaan hebbe u welvaarende gesentheijd als mede die goedertierende mildadigheyd van die edeleer Sontein om u uijt die harde slavernij en soo een vrije staat te setten in de welke ik hoope u de almagtige God nooit sal verlaaten maar u altijd van Syn milde hand zal mede delen waarde broeder wy sullen de redens niet lang uijtbrijden dewyl de tijd ons het niet toe en laaten UE: hebt mijn versogt om UE: mijn ouderdom te schryven het welk om je die waarheijd te seggen met vast en weet maar na mijn reekening soo moet ik soo een negen en twintig of dertig jaaren oud sijn maar ik ben van myn heer Kalde gedoopt en myn naam is Maria Magdalena in boorling van Van den Brink, waarde broeder hier mede besluijte ik dese naar groetenis van mijn en Jan die nog redelyk gesont en hij gaat nu verhuijsen op de Kaymans gragt dog het is beter da UE: syne breife aan mijn adriseert.

    Seer waarde broeder
    UE: lievhebbende suster en genegene dienares
    Maria Magdalena Langeberg
    Batavia, den 25 December ano 1731

    P: Versoeke UE: om wat fyn Hollands garen soo fijn als het maar te bekome is om kante te werke susje Pieternella sal het wel wete wat hier getroken is doet haar ook de groetenis en ook aan Diana en kust se beyde voor myn.. Hereinafter cited as Arnoldus Coevoet Letters.
  2. [S1070] Arnoldus Coevoet Letters (MOOC) 14/8/3/7, Brief 5
    …UE: hebt mijn versogt om UE: mijn ouderdom te schryven het welk om je die waarheijd te seggen met vast en weet maar na mijn reekening soo moet ik soo een negen en twintig of dertig jaaren oud sijn maar ik ben van myn heer Kalde gedoopt en myn naam is Maria Magdalena in boorling van Van den Brink, waarde broeder hier mede besluijte ik dese naar groetenis van mijn en Jan die nog redelyk gesont en hij gaat nu verhuijsen op de Kaymans gragt dog het is beter da UE: syne breife aan mijn adriseert. ….
  3. [S1070] Arnoldus Coevoet Letters (MOOC) 14/8/3/7, Susie Newton-King notes this letter was dated 8 October 1731, but the date is not specifically included in the letter. I assume it was sent along with Johannes Morgh's letter of that date.
  4. [S1070] Arnoldus Coevoet Letters (MOOC) 14/8/3/7.
 

Bookmark and Share